Het onderwerp (=wie) en de persoonsvorm (=het vervoegde werkwoor wat doet “wie”) staan beide na elkaar, direct achter het voegwoord “dus ”. Choose from 4different sets of voegwoord flashcards on Quizlet. Quickly memorize the terms, phrases and much more. Die reus laat hom oor die brug stap. Kleinste Bokkie is klein en maer, dus laat die.
Its highly recommended that you learn at least two of the groups off by heart, because then you can assume that the word which you do not notice is in the group which you have not yet memorized. Byvoorbeeld: Tania is siek, maar sy het skool toe gekom. Vergelyk byvoorbeeld die volgende drie sinne: Hy nog sy hou van Hans. Voegwoord is nodig om die twee sinne as een sin te skryf. Afbeeldingen en muziek vrij van auteursrecht.
Met voegwoorden wordt het verband tussen (de inhoud van de) zinnen duidelijk. Met elkegroepgebeurdaarietsanders met die werkwoorde in die tweede sin. Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt.
Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm. Bij het voegwoord is er geen inversie. Dat grammaticale verschil houdt geen verschil in betekenis in. Dus drukt in beide gevallen een gevolg uit.
D = dus E = en M = maar Een nevenschikkend voegwoord kan dingen verbinden: 1. Twee hoofdzinnen: Ik kocht een geel horloge, maar Bert kocht een blauwe trui. Karel mag mijn boek voor één keer lenen, of hij kan zelf een nieuwe kopen. Toch speelt het voegwoord geen rol in de woordvolgorde van dat tweede zinsdeel. Dat kun je het beste zien als dat zinsdeel een hele zin is. Bijvoorbeeld: het regent en het waait.
De volgorde het waait is de normale. Hy het hard studeer, dus was hy nie bang vir sy eksamen nie. Er zijn vier lastige voegwoorden die wij gaan behandelen: of, dat, dus en toen. Wij gaan op elk voegwoord apart in en geven een verduidelijking van het tekstboek. Tip 1: Klik op Quizlet: Deze studieset bekijken om de oefening goed te zien.
Verbinding van gelijkwaardige delen gebeurt dus met nevenschikkend voegwoord , wat voor delen het ook betreft. Als het echter gaat om ongelijke delen (het ene deel heeft een functie binnen het andere deel), dan hebben we een ander verhaal. Als het tweede deel dan een bijzin is, noemen we het verbindingswoord een voegwoord.
GROEP 2: 3D’S ADDING ANT D’s ADDING ANT Dus then Daarom therefore Derhalwe therefore Anders otherwise Dan then Daarna then Intussen meanwhile Nietemin nevertheless Gevolglik as a result Al although Nogtans nevertheless Tog even so GROEP 2: Werkwoord van 2de sin kom staan langs voegwoord. Het voegwoord maar geeft een tegenstellend verband aan. Onderschikkende voegwoorden verbinden ongelijkwaardige zinnen.
Je kunt een van de delen niet onafhankelijk van het andere deel gebruiken zonder de woordvolgorde van de zin te veranderen. Conjunctions connect main clauses. Subjuntivo gebruik je hier als het mogelijk nog gaat gebeuren en dus nog niet gebeurd is.
Learn faster with spaced repetition. Voorbeeld: Cuando vienes a Buenos Aires siempre tienes que visitarme. Wanneer je naar Buenos Aires komt, moet je me (altijd) bezoeken. Er zijn twee soorten voegwoorden: Nevenschikkende en onderschikkende. In de bijzin, van de gevallen dus , komt het voor na bepaalde voegwoorden.
Wij kiezen een andere vertaling voor het voegwoord. De persoonsvorm vertalen we dan niet anders dan een persoonsvorm in de indicativus. De coniunctivus, of aanvoegende wijs, gaat altijd over subjectieve beweringen: wensen, hopen, etc. Het belangrijkste voegwoord is w. Dit voegwoord staat niet op zichzelf maar wordt als prefix (voorvoegsel) verbonden aan het erop volgende woord. Het lijkt daarmee erg op de hiervoor behandelde prefix-voorzetsels.
Het meest bekende voegwoord is ongetwijfeld “and”, wat “en” betekent. We beginnen op deze pagina met de basis en gaan dan steeds verder om alle voegwoorden te leren. Op het einde sluiten we af met een opsomming en vertaling van alle frequent gebruikte voegwoorden.
Uitleg zinnen knippen Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Als er meer mogelijkheden zijn, moet je altijd de langste kiezen. Bij een gebiedende wijs moet je eerst het onderwerp je toevoegen. Een vraagzin moet je eerst bevestigend maken. Een voegwoord moet je eerst weglaten.
Vragen naar mensen of naar dingen, dus niet naar het hoe en waarom. Wie, wat, welke en wat voor een zijn vragende voornaamwoorden. Een wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp aan dat bij het. Die voegwoord se groep bepaal wat met die werkwoord gebeur.
Die bysin se werkwoord skuif tot direk na die voegwoord. Het onderschikkende voegwoord omdat verbindt een bijzin het mooi weer is aan een hoofdzin Ik ga met de fiets. Het nevenschikkende voegwoord want verbindt twee hoofdzinnen, Ik ga met de fiets en het is mooi weer.
Omdat want nevenschikkend is, kan het niet aan het begin van de zin gezet worden. Study Flashcards On Afrikaans voegwoorde at Cram.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.